Ik denk nog dikwijls aan de crisistijd van vroeger
De tijd dat ik nog veertien werkhuizen had
Mijn wijlen Piet en ik, wij waren echte zwoegers
En we hadden toch geen televisie en geen bad
Dat is veranderd, want ik kan nu alles kopen
Omdat voor mij een luxueus bestaan begon
De wereld van de haute couture ging voor mij open
Want ik nam 32 Turken in pension
Nou, mijn vriendinnen, weet u wat die meiden zeien:
Ze zijn venerisch allemaal – laat ze toch gaan!
Maar Venerië is een landstreek in Turkije
(En dat geroddel, daar trek ik me niks van aan)
En toen er van de week twee nieuwe kwamen vragen
Toen zette ik nog gauw een bed op het balkon
Leve de gastarbeiders, roep ik alle dagen
Toen had ik 34 Turken in pension.
Ze zijn zo dankbaar, oh het zijn zo’n lieve Turken
Ze werken hard en sparen goed voor hun gezin
Ja, bij de Luyckx-fabriek sorteren ze augurken
Reuze afwisselend en reuze naar hun zin
Na het ontbijt deed ik de bedden van mijn Turken
Tot ik bedacht dat ik die best benutten kon
Nu ligt er overdag een nachtploeg in te snurken
En heb ik 68 Turken in pension
Nou, en vanmorgen vroeg komt er een kerel bellen
Hij droeg een aktetas en kwam van B & W
Hij zegt: Mevrouw, zegt-ie, ik kom uw Turken tellen
En is het werkelijk waar: heeft u maar één weecee?
De arme man – ik wist al wat er zou gebeuren
Want ze verschenen allemaal op m’n geroep
‘t Was zo gebeurd – z’n lieve vrouw zal om hem treuren
Vanavond eten we hier ambtenarensoep
Ivo de Wijs, 1969
Uit: De bokken en de schapen – Nijgh & Van Ditmar



