In het Archief armenzaken 1847-1860 van de gemeenten Ambt- en Stad Hardenberg wordt onder meer Teunis Almelo genoemd. Hij is in 1793 geboren op het erve Keisers in Ane (nu adres Keizersteeg 1). Zijn ouders zijn Henricus Almelo en Hilligjen van den Steenteugel.
Op het moment dat over Teunis in het armenarchief wordt geschreven, is hij weduwnaar van Geertruid Kolkman.
Op 1 juli 1847 is hij voor de derde keer opgenomen in het bedelaarsgesticht Ommerschans. Zijn onderhoud wordt betaald door de gemeente Ambt Hardenberg.
Volgens de sinds 1818 geldende Wet op het domicilie van onderstand moet het armbestuur in de gemeente waar een bedeelde is geboren, zorgen voor zijn of haar onderhoud, ook al is die persoon elders woonachtig.
De gouverneur van de Provincie Overijssel (later: commissaris van de Koning) verzoekt in 1848 om zijn vrijlating, omdat Teunis heeft verklaard dat hij bij zijn schoonzus Aaltje Kolkman kan wonen. Uit onderzoek blijkt echter dat Aaltje al drie jaar geleden is overleden. De ‘truc’ van Teunis mislukt.
Een jaar later, op 17 april 1851, wordt hij alsnog ontslagen uit het gesticht.
‘Gezichtsverduistering en ouderdomszwakte’ zorgen ervoor dat hij niet meer geschikt is om te werken. En dus heeft men niets aan hem in Ommerschans.